Als grondvorm van het ontwerp is bewust gekozen voor de cilinder. De cilinder is niet-hiërarchisch, elke verdieping heeft in essentie dezelfde vorm en hetzelfde uitzicht. De cilinder heeft een gunstige verhouding van het vloeroppervlak in relatie tot het geveloppervlak.
Voor de interne organisatie van de school is het principe van ‘de grot en het nest’ als uitgangspunt genomen. Het nest is in feite een heel rationele ruimte, daartegenover staat de non-rationele grot, waarin de bewoners zich voegen naar de al bestaande ruimte en hun plek daarin moeten ontdekken. Het schoolgebouw bestaat uit een combinatie van ‘nest-ruimtes’ met vast gebruik, zoals practicumlokalen en kantoorfuncties, en de grotruimte die zich daar tussendoor beweegt en waar het gebruik onvoorspelbaar is. Er is plek om onderwijs te geven of ‘gewoon’ even neer te strijken.
Architectuur en landschap worden met elkaar verweven door het schoolgebouw op een ‘groene terp’ is geplaatst. Het ligt iets verhoogd op het campusterrein, omgeven door hellingen van gras.