Het woonhuis is ontworpen als een moderne interpretatie van een langgevelboerderij. Het heeft een dominant dak met een lage goot, typerend voor de boerderijen uit deze streek. De hoek van het gebouw is volledig geopend met grote glazen puien om van binnenuit te kunnen genieten van de prachtige setting aan de voorzijde van het huis. Door materialen uit de omgeving te gebruiken nestelt het huis zich als vanzelfsprekend tussen de omringende bebouwing en de natuur. Het huis sluit aan op een bestaande schuur. Dit tussenlid is uitgevoerd in glas en houten delen en vormt in beeldtaal voor een zachte overgang tussen oud en nieuw. Het huis kent een relatief bescheiden programma, waarbij de begane grond gebruikt wordt om te wonen en te slapen. Door de beperkte footprint is de plattegrond op een uiterst efficiënte wijze ingedeeld.
Het ontwerp is te lezen als een pleidooi voor continuïteit in de architectuur zonder harde confrontaties op te zoeken tussen oud en nieuw. Juist door bestaande vormentaal en pallet te gebruiken is op een subtiele wijze een element toegevoegd op deze bijzondere plek.