Hoewel sommige hofjes ouder zijn, stamt het merendeel in Nederland uit de periode na 1600. Ze zijn veelal gebouwd met geld van de kerk of van idealistische donateurs, om armlastige mensen een dak boven het hoofd te geven. Meestal ging het om oude, alleenstaande vrouwen (‘juffers’ of ‘oude vrijsters’) of om weduwen wier bron van inkomsten met het verscheiden van hun echtgenoot plotseling was opgedroogd. Een hofje was vaak vernoemd naar de particulier of de kloosterorde die het oprichtte.
Het volledige artikel verscheen eerder in de Architect, nummer 3, 2008, p72-75.