Chandigarh, Stad van Le Corbusier

Door Egbert Koster - Dertig jaar na zijn eerste stedenbouwkundige ontwerpen met een stringente scheiding van functies en een overheersende verkeersstructuur zag Le Corbusier in de jaren '50 in India eindelijk een kans om zijn typisch op de rijke en ontwikkelde Westerse maatschappij geënte maar 'universele' stedenbouwkundige ideeën op grote schaal te verwezenlijken. Dat hij in Chandigarh hierbij iets te optimistisch te werk ging wordt onder meer bewezen door het nog steeds vele maten te grote net van wegen voor het schaarse gemotoriseerde verkeer. Maar de bevolking is reuze trots op haar 'rijke' stad naar Westers model en de door Le Corbusier zelf ontworpen (deelstaat)regeringsgebouwen al is het gebruik niet altijd in overeenstemming met de opzet van de ontwerper. De regeringsgebouwen werden in de zelfde tijd als de kapel te Ronchamp gebouwd hetgeen duidelijk tot uitdrukking komt in de plasticiteit van de architectuur.

Nog Westerser dan Bombay met haar zesbaans autowegen en wolkenkrabbers ligt in het binnenland van India, met uitlopers van de Himalaya op de achtergrond, Chandigarh, de voorbeeldstad van India naar ontwerp van Le Corbusier. Chandigarh heeft wolkenkrabbers noch imposante verkeersstromen, de 'normale' elementen die steden in ontwikkelingslanden een Westers accent verlenen. Nee, Chandigarh ontleent haar Westerse karakter aan de extreem on-lndiase consequente scheiding van functies volgens de ClAM-principes, het strakke grid van verkeerswegen en de inherente ordening. Het ontbreken van de chaos die overal elders op het subcontinent het straatbeeld bepaalt maakt Chandigarh tot een buitenlandse stad in eigen land. De massale confrontatie van de Westerse stedebouw en architectuur met de Aziatische bevolking maakt de stad tot een nogal ambivalent fenomeen: de bevolking en regering reuze trots op het Westerse karakter; de Westerse bezoekers geschokt of verbijsterd door de klakkeloze adoratie van een omgeving die 'thuis' juist hevig wordt bekritiseerd. Mensen uit de rijke landen hebben de neiging om de uitgeleefde moderne bebouwing met Aziatische bewoners te associëren met armoede (en gastarbeiders) maar voor de Indiërs betekent het daarentegen altijd nog rijkdom.

Chandigarh, Stad van Le Corbusier
De Jan Marg, de grote V3 tussen de handelssector en het regeringscentrum, hier op spitsuur als de ambtenarenmassa fietsend en scooterend huiswaarts keert. Buiten de spits heeft de brede weg de verkeersintensiteit van de linkerrijbaan.

Onafhankelijkheidssymbool

Het 200 kilometer ten noorden van New Dehli gelegen Chandigarh dankt haar ontstaan aan de strijd op leven en dood tussen Moslims, Sikhs en Hindoes bij de onafhankelijkheid van India in 1947, met de scheiding van India en Pakistan als resultaat. Bij deze scheiding werd de Punjab, het thuisland van de Sikhs, opgedeeld in een Pakistaans (Moslim) en een Indiaas (Sikh en Hindoe) deel. De oude hoofdstad van de Punjab, Lahore, kwam in Pakistan te liggen en het Indiase gedeelte zat dus zonder. Reden voor het India dat zojuist haar koloniale overheersers had afgeschud om zich eens goed te manifesteren met een nieuwe hoofdstad voor de verscheurde deelstaat, tevens symbool voor een nieuw India. Ironisch genoeg gebeurde dit op een autoritaire wijze die beslist niet onderdeed voor de manier waarop de Britse kolonisten 40 jaar eerder in Dehli een nieuwe hoofdstad voor 'hun' subcontinent hadden gebouwd.

Ontwerp

De chefingenieur van de Punjab, P. L. Varma, koos in '48 vanuit een vliegtuig de locatie van wat nu Chandigarh is geworden: een hete, kale vlakte met twee (seizoens)rivieren voor de watervoorziening en een fraaie enscenering van bergen op de achtergrond. Het Amerikaanse architectenbureau Mayer, Whittlesley en Glass maakte in samenwerking met de talentvolle Poolse architect Mathew  Nowicki in '49 het eerste 'master-plan'. Maar Nowicki kwam om bij een vliegtuigongeluk, aanleiding voor Mayer c.s. om zich terug te trekken. Le Corbusier werd gevraagd. Hij reageerde niet bijster enthousiast, bang dat het 'experiment' Chandigarh gelijk zovele andere ideaalsteden toch nooit gerealiseerd zou worden en er bovendien bepaald niet toe aangetrokken om vijf jaar in India door te moeten brengen.
Le Corbusier verklaarde in staat te zijn om de nieuwe hoofdstad wel in zijn Parijse atelierte kunnen ontwerpen. Hierop nam de Indiase regering contact op met zijn neef en voormalig medewerker Pierre Jeanneret en de Engelse architecten Maxwell Fry en Jane Drew welke wel bereid waren als 'senior-architects' naar India af te reizen. Le Corbusier werd uiteindelijk 'planning-adviser' van de deelstaatregering, belast met ontwikkelen van het stedebouwkundig plan, het ontwerpen van het regeringscomplexen de architectonische supervisie over de stad. In '51 ging hij dus toch, voor korte tijd, naar India om daar in vier dagen een nieuw stedebouwkundig planopte stellen en de lay-out van het regeringscomlex te maken. Acht meter hoge vlaggemasten moeten Le Corbusier op de zinderende vlakte met ossen, koeien en geiten een indruk geven van de volumina van de toekomstige regeringsgebouwen plus hooggerechtshof om zo een uitgebalanceerde compositie van gebouwen in het landschap te kunnen maken.

Chandigarh, Stad van Le Corbusier
Plattegrond Chandigarh. Middenhoven het regeringscentrum en het meer, links de universiteit, centraal de handelssector, rechts de industriezone. De horizontale straten tussen de sectoren (V3's) lopen enigszins gekromd

Structuur

Voor het stedenbouwkundig plan nam Le Corbusier in grote lijnen veel over uit het plan van Mayer c.s.: de verdeling in sectoren, het verkeerssysteem, de situering van het regeringscentrum en het handelscentrum. Le Corbusier maakte de sectoren drie maal groter en de stad als  geheel veel monumentaler. In tegenstelling tot Mayer maakte hij er zich geen zorgen over of en in hoeverre het verantwoord was om met de bebouwing de leefgewoontes en tradities van de bevolking te wijzigen. Zijn geringe belangstelling voor de wooncultuur van de bevolking is Le Corbusier vaak verweten. Zijn repliek: 'Wat betekent nu een Indiase leefstijl als U (Indiërs) ja zegt tegen machines, broeken en democratie?'.
Dertig jaar na zijn ontwerp van een 'stad voor drie miljoen' ('22) zag Le Corbusier in India eindelijk kans om zijn ideeën over stedenbouw te realiseren. Hij maakte de sectoren 800 x 1200 meter, afhankelijk van de bebouwingsdichtheid goed voor een bevolking van 3.000 tot 20.000 zielen. Deze sectoren zouden zelfvoorzienend zijn door buurtwinkels, een basisschool, een post voor gezondheidszorg en een eigen groengebied. In het merendeel van het 40-tal nu gerealiseerde sectoren heeft men dit voor Indiase begrippen abnormaal hoge voorzieningenniveau om financiële redenen echter niet kunnen verwezenlijken.
De consequente scheiding van functies leidde tot een handelscentrum in een centraal in de stad gelegen sector, twee universiteitssectoren in de noord-west (uit)hoek van de stad, het regeringscentrum en een recreatiemeer monumentaal aan de 'kop' van de bebouwing en het industrieterrein aan de oostgrens. Extra brede wegen verbinden deze belangrijke niet-woonsectoren.

Chandigarh, Stad van Le Corbusier
Schets van de 'ideale' sector en de daarbij behorende voorzieningen

Verkeer

Het grid van geasfalteerde wegen tussen de sectoren met rotondes in plaats van kruisingen is ook nu, 30 jaar na het ontwerp, nog veel te groot voor het beperkte verkeer van fietsen en fietsriksja's, scooters en enkele auto's en bussen. Hierdoor werkt het wegennet meer als een barrière dan als een verbinding tussen de sectoren die er als een soort eilanden door worden geïsoleerd. Dit is des te sterker voelbaar doordat vele sectoren niet zo selfsupporting zijn als was gepland. Met dit futuristische verkeerssysteem dat een wezenlijk, zoniet het wezenlijkste onderdeel was van het stedenbouwkundige ontwerp, heeft Le Corbusier veel te hoog gegrepen voor een ontwikkelingsland als India waar auto's zeldzaam zijn en niemand haast heeft.

Le Corbusier noemde zijn hiërarchische verkeerssysteem voor Chandigarh het systeem van de 7 V's. V1 en V2: landelijke en lokale autowegen; V3; het net van wegen voor gemotoriseerd verkeer tussen de sectoren (V3's geven geen directe aansluiting op de bebouwing); V4: straten voor langzaam rijdend verkeer die de V3's met de bebouwing verbinden (en voor langzaam verkeer de sectoren onderling zouden moeten verbinden middels tunnels onder de V4's maar deze tunnels zijn nooit gerealiseerd); V5: woonstraten in de sectoren; V6: ontsluitingen van de woningen; V7: een nooit gerealiseerd net van wandel- en fietspaden door de groengebieden van de stad zonder gelijkvloerse kruisingen met de wegen voor snelverkeer. Le Corbusier vergeleek het systeem van de 7 V's onder meer met het hiërarchische fijn vertakte systeem van bloedbanen in een organisme: van slagader tot haarvat (met het stadscentrum als kloppend 'hart' en het regeringscentrum als 'hoofd'.) Van de hele scheiding van snel en langzaam verkeer en ongelijkvloerse kruisingen is nooit iets terecht gekomen. De noodzaak en het geld ontbraken. In de praktijk nemen ossenwagens, fietsriksja's en auto's van hoge ambtenaren nu gemeenschappelijk de rotondes. Zebrapaden en heuse stoplichten moeten voetgangers een veilige overtocht over de drukste straten garanderen. Stoplichten zijn in India echter zo zeldzaam dat vrijwel niémand weet of wil weten wat ze betekenen.

Hiërarchische opbouw

Het woningbestand van Chandigarh is onwaarschijnlijk hiërarchisch opgebouwd. De regeringsgebouwen liggen monumentaal op de iets hoger gelegen 'kop' van de stad, hieronder liggen de villa's van de ministers, vervolgens die van de hoge ambtenaren en rechters en zo verder: hoe lager de inkomensgroep hoe hoger de bebouwingsdichtheid, hoe kleiner de woningen en hoe verder verwijderd van de grootste werkgever van de stad, de (deelstaatsregering. Van grote vrijstaande villa's (met enkele kleine bediendewoningen) loopt de bebouwing via 'gewone' vrijstaande woningen en rijtjeshuizen af naar woonkazernes aan de 'onderkant' van de stad (zie tabel). Toch hebben ook de kleinste woningen twee kamers en sanitair, naar maatstaven van een land waar een groot deel van de arme bevolking in hutten woont heel wat. De hiërarchische verdeling van de bevolking over de stad met de grootste concentraties arme bevolking het verst van de werkgelegenheid verwijderd is de oorzaak van veel eigenlijk onnodig (spits)verkeer. De paar hoge ambtenaren wonen met hun auto's dichtbij het werk en de legers lagere werknemers moeten op hun fiets de hele stad door.
Het centraal in de stad gelegen handelscentrum 'het hart van de stad' is wel het meest cultuurvreemde element van de stad. Uniforme vier verdiepingen hoge gebouwen aan gigantische (autovrije) betonnen pleinen als modern alternatief voor de bazaar. Het handelscentrum herbergt uitsluitend kantoren, banken, winkels en enkele restaurants; gewoond wordt er slechts door de bewakers van de banken. Een bioscoop en een schouwburg voorzien 's avonds in de enige activiteiten in het verder uitgestorven centrum. Voor alle gebouwen in de handelssector heeft Le Corbusier een dwingende structuur vastgelegd: Een vier verdiepingen hoog betonskelet met een traveemaat van 4.78 meter (evenals al zijn andere ontwerpen in Chandigarh volgens het maatsysteem van Le Modulor) met een gevelinvulling naar keuze: glazen puien, loggia's of arcades (op de begane grond). Een, zij het beperkte, verscheidenheid van functies in een eenheid van vorm. Overigens heeft Le Corbusier voor de hele stad richtlijnen vastgelegd voor bebouwing en beplanting. Hiermee introduceerde hij gelijk het fenomeen van een soortement schoonheidscommissie.

Chandigarh, Stad van Le Corbusier
Het grote plein in de handelssector op het drukste moment van de dag: bij sluitingstijd van de kantoren. Op de achtergrond één van de grote bioscopen. (Film is in India, dé grote filmproducent van Azië, enorm populair.)

Sociaal

De enige gebouwen die in Chandigarh van het strakke zuid-west/noord-oost georiënteerde grid afwijken zijn het museum en de kunstacademie, beide door Le Corbusier zelf ontworpen en in verband met de lichtval noord-zuid georiënteerd. Het museum van Chandigarh werd in 1968, drie jaar na de dood van Le Corbusier, opgeleverd. Evenals de musea van Le Corbusier in Tokio en Ahmedabad heeft het een centrale entreehal met daaromheen een continue reeks van aaneengeschakelde expositiezalen. Het museum en de academie liggen in een centraal groengebied van de stad, de zogenaamde 'vrije tijds vallei', een naast de naar het regeringscentrum leidende hoofdweg liggende strook met wat oorspronkelijk een rivier was maar nu een armzalig stroompje is. De grote gazons rond de aan kunst gewijde gebouwen zijn een aardig voorbeeld van de hoeveelheid onderhoud die de monumentale stadsaanleg met zich meebrengt: hele legertjes Indiërs gaan regelmatig met een soort zwaarden het op geschoten gras te lijf. Altijd nog goedkoper dan een behoorlijke maaimachine. Overigens zijn dit soort gazons wel een grote luxe in een land waar de graanproductie ontoereikend is. Wat verder opvalt is de consequente afwezigheid van straatmeubilair in de gigantische openbare buitenruimtes. Dit heeft wellicht te maken met het gebruik van de arme bevolking om gewoon op de straat neer te ploffen. Het rijkere bevolkingsdeel zal het niet in haar hoofd halen om temidden van de 'lagere standen' op straat te vertoeven.

Een blinde adoratie van alles wat Westers is komt overal in India wel voor. Maar in het museum van Chandigarh  bereikt de confrontatie met het Indiase gebrek aan een cultureel zelfbewustzijn een climax. In een door een Westerse architect ontworpen gebouw in een naar Westers model gebouwde stad wordt (aan voornamelijk Westerse bezoekers) moderne Indiase kunst getoond: een bloemlezing van alle Europese en Amerikaanse kunststromingen van deze eeuw met de toevoeging van enkele oriëntaalse elementen. Bijvoorbeeld een als kubistisch herkenbaar schilderij met een hoekig uitgevoerde (heilige) koe als onderdeel van de compositie, of een surrealistische voorstelling met een toegevoegde tulband. Als nationalistisch contrast met deze 'vreemde' stijlen zijn er ook op de eigen pre-koloniale vormentaal gebaseerde werken. Zowel in de bouwkunst als de beeldende kunst blijkt de breuk in de cultuurtraditie als gevolg van de koloniale tijd een ernstige belemmering voor het ontwikkelen van een echte 'eigen' stijl. De klassieke Indiase muziek heeft zich echter wel weten te handhaven. Zij bestaat voort naast een op haar Westerse equivalent geënte populaire muziek. Chandigarh zou een uitstekende locatie zijn voor een onderzoek naar de invloed van moderne Westerse architectuur en stedebouw op een traditionele Oosterse leefwijze. Als een proefopstelling op ware grootte. 'Vreemde' elementen als bier-bars, hallen met speelautomaten en een regelrechte kopie van McDonald zijn duidelijke signalen. Veranderingen in het sociale leven en de culturele tradities zijn moeilijker aanwijsbaar. De aanwezigheid van 'house-guards' in de dure wijken doet overigens wel een hogere criminaliteit vermoeden.

Chandigarh, Stad van Le Corbusier
Eén van de eerste schetsen van Le Corbusier ('52) voor het regeringscomplex.

Regeringscentrum

Over de door Le Corbusier ontworpen regeringsgebouwen en het hooggerechtshof zal ik kort zijn. Het complex is te groot en te gecompliceerd om het in detail te kunnen bespreken en de mate waarin het geheel functioneert is bij een incidenteel bezoek van de gebouwen moeilijk te beoordelen. In tegenstelling tot de nog steeds groeiende en veranderende stad staat het regeringscentrum er sinds haar realisering in de 50-er jaren vrijwel onveranderd bij. Het gehele complex wordt gekenmerkt door een zeer plastische, bijna dramatische architectuur als onderdeel van een afgewogen monumentale compositie van gebouwen. Onmiskenbaar bestaat er een verband tussen Le Corbusiers sculpturale architectuur in Chandigarh en de eerste schetsen voor Ronchamps die hij vlak voor zijn vertrek naar India maakte. Het hooggerechtshof, het parlementsgebouw en het secretariaatsgebouw worden alle gekenmerkt door een nadrukkelijk gebruik van brises-soleil, 'zonnebrekers'. Le Corbusier wilde zijn brises-soleil van beton zo hebben dat ze zonder bewegende delen de zon 's zomers afdoende weren maar haar 's winters wel binnenlaten. In Chandigarh introduceerde hij als nieuwste variant op de door hem ontwikkelde begrippen van de vrije plattegrond en de vrije façade de vrije plastiek van de brise-soleil.

Het hooggerechtshof (gereed 1955) wordt gekenmerkt door een dubbel dak: een rechthoekig raam met niet dragende gewelven voor de opvang van zon en regen, daaronder een rij rechtszalen die wordt onderbroken dooreen grote semi-buitenruimte onder het gewelfde dak. Deze door monumentale pijlers gedomineerde ruimte was bedoeld als wachtruimte voor de advocaten en hun cliënten. In de praktijk wordt de ruimte echter door de rechters gebruikt als schaduwrijke parkeerplaats voor hun auto's. De meeste advocaten en cliënten wachten nu in een als typisch Indiaas café-restaurant fungerende ruimte in de later op het parkeerterrein gebouwde garages. De ingang van het gerechtshof ligt bij de toegangsweg aan de kant die de achterzijde lijkt. Een uitbreiding van het gerechtshof in '62 werd zo onopvallend mogelijk uitgevoerd (in baksteen) dm de compositie van het complex zo min mogelijk te verstoren.

Chandigarh, Stad van Le Corbusier
De luifel van het parlementsgebouw en het relatief hoge secretariaatsgebouw met links de uitbouw van de hellingbanen voor het verticale transport en in het midden de uiterst plastisch brise-soleil voor de grote vertrekken.

Tussen het gerechtshof en het parlementsgebouw zou als afsluiting van het complex een paleis voor de gouverneur komen. Maar deze autoriteitsverheerlijking ging de regering van de jonge democratie toch wat te ver. Le Corbusier zocht een andere functie voor dit onderdeel van zijn compositie van gebouwen en vond deze in een 'museum of knowledge', een geavanceerd informatiecentrum voor de bestuurders. Maar dit was weer niet geheel in overeenstemming met de behoefte. Het gevolg: nog steeds geen afsluitende bebouwing ter vervolmaking van de compositie van het complex. Direct naast de vacante bouwplaats moet het door Le Corbusier ontworpen open hand monument, symbool van geven en nemen, ook steeds nog worden gerealiseerd.

Het vierkante (deelstaats-)parlementsgebouw ligt tegenover het gerechtshof aan de andere kant van een bijna halve kilometer lange betonvlakte die hen scheidt. Deze vlakte heeft noch een verblijfs- noch een verkeersfunctie maar dient slechts het visuele effect. Beide tegenover elkaar gelegen gebouwen hebben in wezen namelijk niets met elkaar te maken en worden ieder aan de 'achterzijde' middels een (verdiept) aangelegde weg ontsloten. Het aanzien van het als laatste in '62 opgeleverde parlementsgebouw wordt aan de kant van het plein bepaald door een immense betonnen luifel en een even grootse deur. Deze door Le Corbusier beschilderde deur wordt slechts éénmaal per jaar gebruikt: als het parlementaire jaar door de gouverneur wordt geopend. De grootste van de twee vergaderzalen heeft de vorm van een koeltoren!!) die door het dak heen steekt en via een ingewikkeld instrumentarium op de schuin afgesneden top op een sacrale manier van licht wordt voorzien. Door de fascinerende maar alles overheersende koeltorenvorm wordt de blik van de aanwezigen nog sterker dan in een barokke kerk naar de hemel getrokken hetgeen de aandacht voor het parlementaire gebeuren niet ten goede komt. Het 'forum' dat de overgang vormt tussen de ronde vergaderzaal en de rechthoekige structuur van het gebouw heeft door de pilaren, hellingbanen, galerijen, de ronding van de zaal en de lichttoetreding dooreen smalle spleet onder het zwarte plafond een fantastische ruimtewerking. De normale bescheiden ingang van het parlementsgebouw ligt aan de kant van het secretariaatsgebouw. Dit secretariaatsgebouw (gereed in '58) is eigenlijk het minst interessante van de drie. Bij het 250 meter lange, 42 meter hoge kantoorgebouw viel aan monotonie moeilijk te ontkomen maar de als oren aan de schijf bevestigde hellingbaanhuizen (trappen komen in de gebouwen nauwelijks voor) zijn een markante onderbreking, evenals denadrukkelijk vormgegeven opening in de plaat ten behoeve van het verkeer. De brises-soleil van de kantoorkamers  hebben tevens een loggia-functie maar zijn doorhun aantal eentonig. In de twee etages hoge vertrekken van de topambtenaren in het midden van de plaat zag Le Corbusier echter een aanleiding om alle registers met betrekking tot de vrij plastiek van de brises-soleil open te trekken. Bovenop het secretariaatsgebouw bevindt zich een restaurant. Men kan ook op het dak lopen, genietend van een wijds uitzicht over het regeringscomplex en de stad.

De monumentaliteit en de grootsheid van de regeringsgebouwen geven Chandigarh de allure van de zetel van een landsregering. India wordt echter geregeerd vanuit het in 1911 door Luytens en Baker voor de Engelsen ontworpen New Dehli. Chandigarh is behalve deelstaatshoofdstad vooral een symbolische hoofdstad. Zoals premier Nehru in '52 over het ontwerp van de stad zei: 'Let this be a new town, symbolic of freedom of India, unfettered by the traditions of the past an expression of the nation's faith in the future'. De stad Chandigarh als symbool van een breuk met het eigen culturele verleden en een keuze voor 'de machine, de broeken de democratie'.