In de organisatie van het gebouw, ontworpen door Architectuurstudio HH, staat ontmoeting centraal. Het werk waarbij je geen anderen nodig hebt, doe je gewoon thuis. Zo werken promovendi thuis aan hun proefschrift en gaan ze naar de faculteit om in laboratoria proeven te doen en met collega's en begeleiders ideeën uit te wisselen. Studenten gaan naar de faculteit voor labwerk, om onderwijs te krijgen en om te studeren voor tentamens.
Om hier op in te springen bestaat het grootste deel van het programma uit een over meerdere verdiepingen verdeeld studielandschap, uit onderwijsruimtes en uit laboratoria. Werkkamers worden door verschillende mensen gedeeld en zijn door een volledig glazen wand met de studieplekken verbonden.
Uniek gebouw
Wie via de hoofdtoegangsweg de Utrechtse universiteitscampus De Uithof binnenrijdt, wordt al snel geconfronteerd met een opvallend gebouw. Tegenover het UMC en Erick van Egeraats ABC-gebouw kraagt de nieuwe Faculteit voor Bètawetenschappen vervaarlijk boven het maaiveld uit. Het in een zwarte schil van polyesterbeton gevatte bouwwerk, spreidt een zware, onverdunde monumentaliteit tentoon. In de slagschaduw van de uitkragende gevel, tussen de massieve betonnen schachten van twee noodtrappen- huizen, ligt de ingang verborgen. De lange strookramen in de gevel vernauwen zich aan de uiteinden, wat doet denken aan luxaflex waar spiedend door naar buiten wordt gekeken. Je zou eerder denken dat hier de geheime dienst gevestigd is dan een faculteit. Toch krijgt degene die het gebouw van deze kant binnengaat al snel een teken dat het met die monumentaliteit misschien wel meevalt. Midden voor het gebouw, tussen de betonnen noodtrappenhuizen, is namelijk de fietsenstalling aangelegd die een frontale benadering van de faculteit onmogelijk maakt en de bezoeker dwingt om een kleine omweg te maken alvorens naar binnen te kunnen. De entree blijkt ook niet in het midden te liggen maar enigszins naar links en zo maakt de uiterlijke strengheid van het gebouw al vlug plaats voor een meer ontspannen, informele organisatie.
De ene poot van de U is langer dan de ander en steekt voorbij het ontmoetingsgebouw, zodat daarachter een beschutte buitenruimte ontstaat, met daarin opgenomen een 'buitencollegezaal'. Fotograaf Jeroen Musch
Dynamisch interieur
Op elke verdieping steekt een deel van de studeerplekken als een uitkragend terras spectaculair het atrium in. Dit doorbreekt de symmetrie van het atrium en introduceert allerlei diagonale zichtlijnen die een visueel contact teweegbrengen tussen de gebruikers van het gebouw. De trappen van en naar het ontmoetingsgebouw zijn prominent in het zicht geplaatst en in staal uitgevoerd. Ze symboliseren de sprong van ‘hier’ naar ‘daar’, en benadrukken zo de menselijke handeling die het gebruiken van een gebouw in wezen is. Kenmerkten canonieke werken als Vredenburg in Utrecht of het hoofdkantoor van Centraal Beheer in Apeldoorn zich nog door een ‘afgebrokkelde’ buitenkant, latere gebouwen van Hertzbergers bureau spelen een dubbelzinniger spel met monumentaliteit. Het hoofdkantoor van Waternet (2005) neemt een prominente positie in op een zichtlijn vanaf de Amstel, maar ontkracht die positie door zich in twee torens te splitsen. Het watergordijn dat de drie enorme gistingstanks versluiert van de rioolwaterzuiveringsinstallatie in Amsterdam-West (2006), geeft aan de ontkenning van het monumentale zelfs een theatrale zwier. In deze ontwikkeling is de Bètafaculteit een voorlopig sluitstuk. Een krachtiger vorm is door het bureau nog niet gemaakt. Daar staat een ruimtelijk concept tegenover dat de vertrouwde thema’s van het werk van het bureau voortzet. Het gebouw is de steen en glas geworden mogelijkheid voor menselijke interactie. Het schept voorwaarden – condities – voor toe-eigening en ingebruikname. Het stelt daarmee de mens centraal, niet het materiaal.