Door Koos Bosma - Eén van de hoogtepunten van de Nederlandse stedenbouw uit het interbellum is het Algemeen Uitbreidingsplan van Amsterdam AUP, dat werd gepubliceerd in 1934. Aan dit plan zijn de namen van Th. K. van Lohuizen (onderzoek) en C. van Eesteren (ontwerp) verbonden. Het AUP is zo beroemd geworden om twee redenen, de ene positief, de andere negatief. De positieve is de relatie met de internationale congressen voor de moderne architectuur (CIAM) via de persoon Van Eesteren, die van 1930-1947 CIAM-voorzitter was. De negatieve is het chronisch gebrek aan kennis van de (Nederlandse) stedebouwgeschiedenis waardoor lange tijd het beeld kon standhouden dat de CIAM en dus ook het AUP een avant-garderol vervulden op stedenbouwkundig gebied. Wie de stedebouwgeschiedenis kent, weet dat niets minder waar is: de CIAM was eerder een achterhoede, terwijl de research en de presentatie van het AUP daarentegen baanbrekend, maar niet avantgardistisch zijn geweest. De vierdelige monografie over Van Eesteren onder redactie van Manfred Bock lijkt volgens Koos Bosma het bestaande beeld te bevestigen.