Door Sander Woertman
De Nieuwe Ooster is een begraafplaats met een rijke historie. Al meer dan een eeuw dient ze als laatste rustplaats voor menig Amsterdammer. En nu ook de Islamitische bevolkingsgroepen van de stad er een volwaardige begraafplek hebben, zal deze doelstelling voor komende generaties gegarandeerd zijn. Want voor veel Islamitische gemeenschappen is een laatste rustplaats in Nederland geenszins vanzelfsprekend. Vooral Amsterdammers van Marokkaanse en Turkse afkomst worden vaak in eigen land begraven, vertelt Furkan Köse. “Het grafvak is bedoeld om mensen ertoe aan te zetten om te kiezen voor begrafenis in eigen land. Toen we begonnen aan het project, was al duidelijk dat het in het begin niet storm zou lopen. Maar uiteindelijk voelen mensen, ongeacht hun afkomst en geloof, zich toch verbonden met dit land en deze stad, dus in de toekomst zal dat ongetwijfeld aantrekken.”
Oriëntatie op Mekka
Toen er in 2005 een programma van eisen op tafel lag, werd Köse als architect voor het paviljoen aangetrokken. De basis van het ontwerp lag al snel vast. Voor de architect was duidelijk dat de oriëntatie op Mekka een belangrijk gegeven moest worden. In het grafvak, dat is ontworpen door Karres en Brands landschapsarchitecten, staan de begraafplaatsen haaks richting Mekka. “Moslims worden begraven op hun rechterzij, met hun gezicht richting Mekka.” Terwijl de omtrek van het gebouw is georiënteerd op de zichtas die de begraafplaats doorkruist, zijn de voor- en achtergevel naar binnen gevouwen waardoor deze zich op Mekka richten. Hierdoor ontstaan twee omsloten patio’s, waarvan er één is voorzien van een olijfboom. Köse: “Door de hoekverdraaiing komen als het ware twee werelden samen. Het ontwerp laat op symbolische wijze zien dat er iets moois kan ontstaan als westerse en Islamitische cultuur botsen. De binnenruimte met de olijfboom biedt een mooi uitzicht tijdens de traditionele lijkwassing. Daarnaast verwijst de patio naar de binnentuinen zoals je die tegenkomt in de Islamitische architectuur, zoals het Alhambra. En die stonden op hun beurt weer symbool voor de paradijselijke tuin zoals die in de Thora en de Koran worden beschreven.”
Kunstwerk als onderdeel van de architectuur
Een andere verwijzing naar Islamitische architectuur is te vinden in het stervormige reliëf in de voorgevel van het paviljoen. Dit kunstwerk kwam tot stand in nauwe samenwerking tussen architect en kunstenaar. “Al tijdens de schetsfase had ik bedacht dat er ruimte moest komen voor een ornament. Een vriend wees mij op een expositie van kunstenaar Rem Posthuma. Zijn Keramische werk maakte direct een indruk op mij, waardoor de beslissing om samen te werken, snel genomen was. In een aantal intensieve sessies zijn we tot het uiteindelijke beeld gekomen. Hij stelde voor om een bepaalde soort klei te gebruiken, die goed aansluit op het Turks travertijn dat voor de rest van het paviljoen is gebruikt. De driedimensionaliteit in het motief werkt fantastisch in de gevel. We krijgen veel positieve reacties op de manier waarop het kunstwerk is geïntegreerd in de architectuur. Door al zo vroeg in het traject samen te werken, zijn we erin geslaagd om het kunstwerk niet als toevoeging aan, maar onderdeel van het ontwerp te maken.”
Samensmelting van Nederlandse en Islamitische rituelen
Met het paviljoen krijgt de Islamitische gemeenschap van Amsterdam er een prachtige ruimte bij. Köse vertelt dat hij nooit commentaar heeft gekregen op de moderne uitstraling van het gebouwtje. De serene ruimte zorgt ervoor de alle aandacht uitgaat naar de rituelen die er plaatsvinden. Daarnaast was het een manier om de discussie over de aankleding van het interieur te omzeilen, want elke groepering heeft zo zijn eigen smaak. Köse hoopt dat het paviljoen zal zorgen voor de integratie van Nederlandse gebruiken in de afscheidsceremonies die er plaatsvinden. Zo is de gebedsruimte ook te gebruiken als aula waar men in Nederland traditiegetrouw samenkomt om de laatste eer te bewijzen aan de overledene.