De landschappelijke inpassing is leidend bij het ontwerp. De opgave betreft een spoorbrug, gecombineerd met een fiets- en voetgangersbrug. De brug is te lezen als een vloeiende lijn over de gehele breedte van het toekomstige stroomgebied van de rivier. Alleen ter plaatse van de hoofdoverspanning is er een verdikking. Grote overspanningen en een gering aantal pijlers zorgen voor minimale aantasting van het stroomgebied en een maximaal zicht op het rivierlandschap. De totale lengte van de brug is 1 kilometer, de vrije overspanning over de vaargeul is 150 meter.
De pijlers worden gevormd door ovale betonnen volumes in de stroomrichting van het rivierwater. Er zijn V-vormige uitsparingen gehouden om een maximaal doorzicht onder het dek te krijgen, ook diagonaal. Door deze uitsparingen ontstaan er gesplitste pijlers waarvan de twee delen de randliggers aan weerszijden van het brugdek ondersteunen. De lichte fiets- en voetgangersbrug ligt op consoles, de verlengde dwarsliggers van de spoorbrug. De bruggen zijn gescheiden van elkaar, waardoor ze als autonome objecten zichtbaar blijven. Wel gemeenschappelijk is de rode kleur. Die onderstreept de eenheid van de beweging, waardoor de bruggencombinatie zich presenteert als een landmark in de omgeving.