Covered bridges
De brug grijpt terug op de typologie van de negentiende eeuwse ’covered bridges’ in de binnenlanden van Amerika. Dit zijn overdekte constructies met dezelfde houtverbindingen en schoren als de paardenstallen uit die tijd. Dankzij de overkapping konden de paarden vrijwillig oversteken en schrokken ze niet terug door opstuivend water of voorbijrazende treinen.
Een ‘covered bridge’ is echter meer dan een brug met een dak. De overkapping zorgt er ook voor dat de constructie wordt beschermd tegen de invloed van regen, wind en sneeuw. Dankzij de vakwerkliggers met diagonale spanten werken de bruggen als stevige kokers die tegen een stootje kunnen. Bovendien zijn daardoor grotere overspanningen mogelijk. Door deze manier van bouwen is de ‘covered bridge’ een duurzaam bouwwerk.

Dit type brug was tussen 1830 en 1870 buitengewoon populair in de VS. Ze vormden een plek voor sociale activiteiten en groeiden uit tot culturele iconen, zoals in de roman en de gelijknamige film ‘The Bridges of Madison County’ zichtbaar is. In Europa is het oudste voorbeeld de Kapellbrücke in Luzern (Zwitserland) uit 1333. Het architectuurhandboek van Andreas Palladio documenteert vier van dergelijke brugontwerpen. In de achttiende eeuw werd in Zwitserland uitgebreid geëxperimenteerd met ‘covered bridges’.
De overdekte bruggen raakten in de vorige eeuw uit de mode door de opkomst van gietijzeren en later stalen bruggen. Voor deze staalconstructies waren uiteindelijk geen overkappingen meer nodig. Bovendien hadden de meeste houten bruggen slechts één rijbaan en een geringe hoogte, en waren ze niet opgewassen tegen het almaar groeiende autoverkeer.

Praktische vondst
HCVA komt de eer toe dit brugtype weer ontdekt te hebben. Ze komt daarbij met een hybride oplossing, waarbij op een geknikt betonnen wegdek een houten constructie van vier gelamineerde portalen is gemonteerd. Deze portalen staan onder een hoek van 45 graden met elkaar en vormen daarmee een kruismotief. Dankzij deze constructieve oplossing wordt de beweging die je als fietser of paardrijder over de brug maakt, verder aangezet.
De brug is zo ontworpen dat je de ervaring van de weidse landschappen aan beide zijden van de brug en de verschillen daartussen goed kunt ervaren. Dankzij de knik in het midden van de brug, kun je bij de nadering van de oprit niet door de brug kijken en heb je geen zicht op de horizon. Maar zodra je dit knikmoment bent gepasseerd, ontrolt het landschap zich aan je oog en sta je al heel snel in het grote wijde open.
De geveldelen van Larikshout zijn met grafietverf beschilderd en leggen een soort glans over het gebouw. Het zadeldak is bedekt met gepatineerd zink. Het gebouw heeft een wisselende verschijning, afhankelijk van de zijde waarop je het benadert en de stand van de zon. Met de zon in je rug wordt het een lichtgrijs gebouw, terwijl als je terugkijkt, het in het tegenlicht diepzwart is. Ook dit versterkt de ervaring van het verschil tussen de akkers in de Oranjebonnenpolder en de grote zeeschepen op de Waterweg.

De Ruiterbrug ligt op het hoogste punt van het talud, en torent hoog boven alles en iedereen uit. Het is een ervaring die je in het vlakke polderlandschap vaker hebt. Om de boten te laten passeren zijn hoge bruggen over de vaarten nodig, punten waarop je even vol de wind vangt en het volgende moment de horizon in je opneemt. Omgekeerd benadrukt de vormgeving van de schuur de weidsheid van het vlakke land. In dit landschap vormt het een uitgesproken teken dat vanuit een wijde omtrek te herkennen is.