Toelichting: Hans Maes
Een vrijstaande woning in een semi-landelijke verkaveling -op een groot stuk grond- had extra functies nodig: een tuinberging, overdekt terras, dubbele garage, fietsenberging en een stal. De bewoners wilden deze veelheid aan functies laten aansluiten bij de achterdeur van hun woning.
Het ontwerp kwam voort uit de grootte van het perceel. Het dak -een dunne schijf met een grote, centrale opening- is niet zozeer een overdekking als wel een inkadering van het omliggende landschap: het verschaalt de grootte van het perceel tot dat van het wonen.
De straat waarin dit huis zich bevindt,is bebouwd met een veelheid aan bouwvormen en -stijlen. Overwegend mijnwerkershuizen, maar ook de nodige typische 'vlaamse varianten': de spaanse villa, de moderne woning, de koterij en het bijgebouw. Het ontwerp voegt zich in, in de traditie van de koterij: functioneel sluit ze wel aan bij de woning maar vormelijk niet. Zo is de materialisering -in lichte, dunne, witgelakte metaalplaat- duidelijk anders van karakter dan de zware, stenen woning; enkel de kleur van de luifel verwijst naar de typische kroonlijstkleur van dit soort huizen.
De ruimtelijke ontplooiing is er niet één van doorlopende kamers (zoals in deze huizen). Het ontwerp is een plaat die zweeft boven het landschap, waaronder zich wand- en halfhoge, dunne schijven bevinden. Hierdoor ontstaat een spel van steeds wijzigende perspectieven bij het doorkruisen ervan.
Het ontwerp verkrijgt een subtiele speelsheid door het ruitvormige ribbenspel, dat als een structureel kantwerk het dak draagt.